vrijdag 18 december 2009

Avondwandeling in de vrieskou

Zondagnamiddag kreeg ik het in de mot. Het weer was aan het keren. Na wekenlang regenen, miezeren, druppelen en soms gieten. Het werd droger. Ik voelde het gewoon. Aan m’n haar, m’n lippen, alles wat ik aanraakte. Toen ik met m’n vrouw en kinderen op de kerstmarkt van Lokeren rondliep, keek ik voor de zoveelste maal naar boven. Een schitterende diepblauwe lucht stak af tegen de gevels rondom het marktplein. Plots kon die drukte me niet meer raken. Het begon te kriebelen. Ik wou naar huis! Dit werd Geminiden waarnemen! Hier volgt het relaas:

Na het avondeten en de kinderen in bed te stoppen, maak ik me klaar om te gaan stappen. Ik had me voorgenomen een wandeltochtje te maken. M’n tuin is vrij goed afgeschermd van de straatlampen maar ik wil voor dit spektakel genieten van een onbelemmerde horizon. Ik trek rond 19u30 m’n winterjas aan en hoor ik rumoer van boven. De kinderen hadden schrik van de Sint. Dat hadden we vorige week ook een avondje gehad. Gewoon een overdosis Sint vrees ik de laatste weken. De Sint op school, de Sint in de creche, op een feestje van’t werk en dan de vele familie bezoekjes, waar die goede Sint uiteraard ook geweest is. Na het nodige troostwerk vallen ze gerust in slaap en tegen dat ik in m’n winterkledij gehesen ben, staat de klok reeds op 21u30.

Na een 5 tal minuutjes beland ik op een veldwegel, die me richting Oudenbos brengt en waar ik vrij tussen de weilanden kan wandelen, zonder storende lichten of voorbijrijdende auto’s. Tijdens het wandelen had ik meer problemen om niet in de graskant (of nog erger, de gracht) te belanden, omdat ik bijna constant met m’n hoofd omhoog kijk. Ik wil immers geen Geminide missen.
De opgekomen wolken spelen me parten, maar ze storen niet heel erg. Ze zijn ijl en de helderste sterren priemen erdoor. Wat moet het koud zijn daarboven, gaat door m’n gedachten. Ik ril als ik er aan denk. En ook al heb ik m’n dikke waarneemvest aan, m’n benen hebben koud. En scherp windje steekt op en het jaagt me, vreemd genoeg, verder van huis. Alsof die wind me gidst.

Ik zie ons huis nog over de velden in de verte staan. Alle lichten zijn uit, behalve in de living, waar de kerstboom brand naast de haard. Lekker warm. En toch sta ik nu liever hier. In de kou. Maar intussen onder een schitterende sterrenhemel. De ijle wolken zijn weggetrokken. Voor ik het doorheb schiet er een heldere Geminide door het zenit! Witgroen van kleur. Ze laat een prachtig oranje nalichtend spoor achter, seconden lang. Prachtig!
Het maakt me weer klein, die sterrenhemel. Nietig. Ik loop nog een eindje verder, tot op een 500 meter van huis. Hier wordt de veldwegel ruwer en overheerst het gras meer. Zoef! Weer een Geminide! Ik grijns met een brede glimlach naar boven. Dit wordt fun!

Na een tijdje staren zie ik steeds zwakkere meteoortjes, maar mijn nek begint stijf te worden. Ik kijk even om me heen en floep voor de eerste maal het hoofdlampje aan. Een zachte rode gloed beschijnt het gras. Ideaal denk ik en ik leg me neer.
Wat een panorama nu! Zalig. Een aantal zwakke meteoortjes schieten zich af, en de melkweg tussen Cassiopeia en Perseus komt er mooi door. Wat een schouwspel!

Na zo’n 10 minuutjes beginnen mijn benen koud aan te voelen. Het is nu zeker onder nul intussen. Ik beeld me in hoe het is om hier niet meer weg te kunnen. Hoe onbehulpzaam dit moet voelen, kompleet verlamd van de kou. Je staat er alleen voor. Sterven en onsterfelijkheid. Het ligt zo dicht bij elkaar als je hier ligt. De dood kruipt langzaam uit de grond in m’n koude kuiten. Het neemt je op in z’n kille begrip en als je je niet verzet wordt je opgeslorpt. Hier in die kille duisternis. Een vreemde gewaarwording. Nog 5 minuutjes blijf ik liggen. Ik wordt getrakteerd op een tweetal heldere Geminiden.
Ik strompel recht. Echt waar, de koude bekruipt je gewoon, zonder je het beseft ben je half lam. M’n benen zijn stroef, maar na een aantal passen stroomt er terug warm bloed door m’n beenspieren. Jongens toch, wie legt er zich nu in het midden van een vriesnacht in een veldweg op de grond, bedenk ik me. Maar het was het waard. Ik heb genoten van m’n tripje, ook al ben ik niet ver geraakt.

Na een kwartiertje ben ik terug in de tuin. Een stevige tred heeft m’n koude lichaam terug temperatuur gegeven. Ik zet me nog even in de tuinzetels en ik staar nog een tijdje naar het zenit. De hemelkoepel is hier niet zo schitterend als in het veld, maar het zenit valt nog mee, en dat schept voldoening. Zoef! Waw! Terug een heldere! Ik heb de indruk dat ik getrakteerd word op een meteoren schouwspel.

Maar de tijd dringt, zelfs op deze prachtavond. Morgenvroeg is het al snel maandagmorgend en ik moet om 6u het warme nest verlaten. Ik besluit binnen te gaan, het is rond 23u, en ik wil me nog even opwamen voor de haard en m’n vrouw goeienacht kussen. Ik blijf nog even op, neem me een welverdiend koekje met glas melk en ik geniet nog even na van de welverdiende sterrendosis van daarnet.

1 opmerking: